Het maken van een limerick is toch heel wat moeilijker dan het maken van een gewoon versje. Zo moet de slotregel altijd de komische "uitsmijter" zijn. En ook nog rijmen op regel 1 en 2.
Aan het eind van regel 1 verschijnt (bijna) altijd de naam van een plaats (stad, dorp, streek, gehucht) of een land, enz.
En ik heb mezelf aangeleerd om de 1e, 2e en 5e regel op te bouwen met
een gelijk aantal lettergrepen.
Net als de 3e en 4e versregel, die meestal korter zijn.
Annie M.G. Schmidt met een pracht voorbeeld over 'n vader uit "Zaltbommel".
Een keurige heer in Zaltbommel
doet z'n kinderen 's nachts in een trommel.
Daar blijven ze zoet
en 't spaart beddegoed
en op die manier heb je nooit rommel.